In een laboratorium kan men vochtverlies meten met ingewikkelde apparatuur. Op het veld is het mogelijk om het vochtverlies in te schatten door de veranderingen in lichaamsgewicht op te tekenen en rekening te houden met de verliezen door urine en de inname van vocht en voedsel. Om dit goed te doen weegt de atleet zich in minimale kledij voor de inspanning en na de inspanning (handdoekdroog). Vergeet niet om rekening te houden met eventueel urineverlies (daarom best wegen na het plassen) en inname van voeding en/of drank. Men kan eigenlijk stellen dat iedere kg die verloren is tijdens de inspanning, overeenstemt met één liter vochtverlies.
Hoe zweetverliezen schatten?
1) Weeg je – telkens na gewaterd te hebben – voor en na een inspanning van minstens 1 uur (zware training of omstandigheden vergelijkbaar met competitie).
2) Weeg je met minimale hoeveelheid kledij en zonder schoeisel. Droog je af na de training met een handdoek en weeg je binnen 10 minuten na het eindigen van de inspanning.
3) Zweetverlies (liter) = gewicht voor training – gewicht na training.
Om het zweetverlies in liter per uur te kennen deel de zweetverliezen door de inspanningstijd in minuten en vermenigvuldig met 60.
Bijvoorbeeld:
- pre-inspanningsgewicht 55 kg
- gewicht na inspanning 54 kg
- 1 liter gedronken tijdens inspanning.
Berekening:
- Vochtdeficit 55 kg – 54 kg = 1 kg totaal gewichtsverlies.
- correctie voor vochtinname + 1 kg